Ik moet toegeven dat heel wat van mijn vorige artikels stiekem ook bedoeld zijn ter beïnvloeding van de bewustwording van mijn man. Een gewiekste poging om hem het licht te laten inzien over zijn eigen doen en laten en bovendien een handige manier om zijn begrip en mildheid te cultiveren ten aanzien van mijn lang niet altijd voor publicatie vatbare reacties op sommige van onze gezinssituaties.

Je zult maar getrouwd zijn met een relatietherapeut.

Een ander kan je nochtans niet veranderen. Dat durf ook ik wel eens te vergeten. Toen ik onlangs stond te koken tijdens een weekendje weg met ons nieuw samengesteld gezin, drong dat besef weer eens haarscherp tot me door.

We waren dus op weekend met ons nieuw samengesteld gezin. Gezien mijn herinneringen aan vorige uitjes van die aard gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik daar vooraf toch wat dubbele gevoelens over had.

Maar goed: manlief werd vijftig, wenste zich graag enkele dagen te omringen met al wie hem zo dierbaar is, en wat deed een lieve echtgenote dan?

Juist: die zei ja.

Het was aanvankelijk een enthousiaste ja; ik gun het hem zo om met vrouw en kinderen op stap te gaan!

Maar naarmate het weekend naderde sloeg mijn twijfel toe. Wat als het op gedoe zou uitdraaien? Over wie de agenda van de dag mag bepalen en over waar we ons geld aan geven? En over het ongrijpbare gevecht dat we daar met zijn allen tussen de lijnen over kunnen voeren?

Vrijdagmiddag bij het inladen van de koffers nam een stil knagend verdriet plaats ter hoogte van mijn borststreek. Verdriet voor begrip dat misschien niet zou volgen om het ook eens langs mijn kant te bekijken en om de onvermijdelijke eenzaamheid die daar dan het gevolg van kan zijn.

‘Ik ben er, zei ik tegen dat bange stuk in mezelf in een poging om mezelf te kalmeren. ‘Er kan niks gebeuren. Maandag ben ik weer thuis.’ En zo nam ik me voor om het weekend rustig tegemoet te treden, dicht bij mezelf te blijven en me niet op de kast te laten jagen. Want het is steevast zo dat ik me laat verleiden tot die niet al te fraaie reacties.

Zo vertrokken we. Naar een vakantiehuisje iets over de Nederlandse grens in een park met een meer en een subtropisch zwemparadijs. Gezelschapsspelletjes, kleurpotloden, loopschoenen en het debuut van Lise Spit in de aanslag.

Het weekend viel reuze mee. Ik zat mezelf en mijn emotionele temperatuur van uur tot uur te monitoren en ik slaagde er zelfs in rustig te blijven toen ik tijdens het gezelschapsspelletje El Grande de indruk kreeg dat mijn stiefdochter mij viseerde wanneer ze zonder duidelijke strategisch aanwijsbare redenen mijn troepen aanviel.

Op dat ogenblik was immers nog helemaal niet zichtbaar dat ik aan de winnende hand was.

 

Het ging best goed dus

Tot ik op zaterdagavond pasta stond te koken en me realiseerde dat ik me aan het opjagen was.

Ik wilde zo snel mogelijk klaar zijn. Er van af zijn. De tomatensaus spatte alle kanten op en hoe harder ik mijn best deed om dat gehakt gebakken te krijgen in een pan die al lang geen antiaanbaklaag meer leek te hebben, hoe meer ik meende af te lezen op de gezichten van mijn reisgezelschap dat het hen niet zinde.

Dat ik te veel lawaai maakte waarschijnlijk, waardoor ze zich niet konden concentreren op dat spel op hun Ipad. Of omdat ze geen zin hadden in spaghetti of – het meeste voorkomende issue in ons gezin – dat ze nog geen honger hadden. Waar wij gewend zijn om rond 18u te eten, schuiven zij bij hun mama niet voor 20u de voetjes onder tafel.

Een gevecht over het bepalen van de agenda dus. Niet in woorden, maar verpakt in gezucht en een angstvallig vermijden van oogcontact.

In mijn hoofd ontplofte het zowaar:

“WE HEBBEN VERDORIE DE GANSE MIDDAG IN DAT ONNOZEL ZWEMBAD GEHANGEN. TERWIJL HET IDEAAL WEER WAS OM EEN MOOI WANDELINGSKE TE MAKEN OF EEN TOERKE TE GAAN JOGGEN. IS HET NU NOG NIET GOED?! HOE MEER GE GEEFT, HOE MEER ZE WILLEN. WAT DOE IK HIER TOCH?!”

Toen ik uit mijn gedachten gehaald werd door de overkokende pasta, gebeurde er echter iets wonderbaarlijks:

Ik herinnerde me plots de spreuk waarmee ik door de week de problemen van mijn cliënten in een oogopslag wegtover!

En zo geschiedde het dat ik besloot die spreuk ook eens over mezelf uit te spreken. Aldus zei ik tegen mezelf:

“STOP, Cindy! Sta nu toch eens stil bij wat er gebeurt!”

 

Als bij donderslag draaide mijn hand het vuur lager, nam ik een paar keer diep adem en richtte ik mijn innerlijk oog op mezelf.

 

Wat jaagt mij nu toch zo op?

“Ik moet hier een aantal dingen doen die er gewoon bij horen, zoals de kids eten geven.”

“Ik wil er vanaf zijn. Zodat ik zelf ook verder kan met de orde van de dag: in mijn boek kunnen beginnen.”

“Ik wil niet dat er zo dadelijk gezegd wordt dat ze graag pizza gaan eten. Dat manlief omwille van zijn goedaardigheid daar dan begrip voor zou tonen. En de pizza’s zou betalen voor zij die willen.” (Laten we het gezellig houden, luidt het gebod.)

En toen vroeg een of andere zachtaardig miraculeus opperwezen in mij op engelachtige toon: “wat maakt dat nu eigenlijk uit? Stel dat ze pizza’s zouden bestellen: wat maakt mij dat dan in godsnaam toch uit?”

“Dan bepaal ik het niet”, dacht die andere stem in mij.

 

En toen zag ik het

Het hele patroon en hoe ik daar druk stond te doen. Namelijk: IK wil het bepalen. Of beter: iets in mij heeft het nodig om de regie te hebben. Want als dat iets het gevoel heeft dat het de regie niet heeft, dan voel ik mij overspoeld. Weggevaagd. Volledig in beslag genomen door mensen aan wie ik niets te zeggen heb die mijn agenda bepalen. Mij opslokken. Nietig.

Een existentiële NUL.

Maar ik wil helemaal niet de regie, zei het stuk in mij dat eindelijk eens in dat boek wou gaan beginnen. Daar klaag ik toch soms over? Dat ik altijd de regie moet nemen en dat dat dan nooit eens in mijn plaats gebeurt? (lees: dat mijn man op het juiste tijdstip vraagt of het ok is dat hij alvast aan het eten begint terwijl hij mijn glas bijschenkt, de saus op exact dezelfde manier maakt als ik en tegen de tijd dat hij iedereen aan de met kaarsjes verlichte tafel roept, de keuken er spik en span bij ligt)

Het wonder voltrok zich toen ik daar zo stond aan dat vreemde fornuis in een vreemd land en er van een pasta al dente al lang geen sprake meer kon zijn: ik sloeg mijn naar hun schermpjes starende huisgenoten gade, evenals mijn in zijn krant verzonken man en ik werd terug rustig.

Aldus hoorde ik mezelf volgende woorden prevelen: “hebben jullie eigenlijk al honger? Het eten is klaar en ik heb grote honger. Maar jullie kunnen gerust ook later eten als je dat liever wil?”

Iedereen bleek honger te hebben. Lang leve die gezonde zwemlucht!

Ik schepte de pasta uit, verontschuldigde me dat ik de peper thuis vergeten was, nam een groot glas rode wijn en ontspande me.

Conflict vermeden.

 

 

Cindy Schepers – februari 2016

 

 

Ik lees je constructieve reactie op dit artikel graag hieronder! 

Pin It on Pinterest

Share This